Ria Tuenter.

Ria Tuenter.

Column Ria Tuenter: Sociale controle

Opinie

Begin 2012 word ik gevraagd voor de programmacommissie van het Varsseveldse Borchuustheater. Mijn eerste wapenfeit is het contracteren van een band uit de omgeving van Hilversum die meerstemmige muziek van de Westcoast speelt. Mijn favoriete muziekgenre.
Omdat de heren nog niet eerder in de Achterhoek hebben gespeeld, willen ze vooraf graag een keertje de zaal en de omgeving bekijken. Leuk dat ze die moeite nemen, denk ik en we maken een afspraak. Omdat ze rond het middaguur weer richting het Gooi willen rijden, stel ik voor dat ze bij mij thuis komen lunchen. “Loop straks maar achterom”, zeg ik, “het is heerlijk weer, dan eten we in de tuin.”
Terwijl ik vast vooruit fiets, wandelen de heren richting mijn huis. Als ze goed en wel aan tafel zitten, gaat de telefoon. Ik loop naar de keuken en krijg mijn overbuurvrouw aan de lijn. “Oh gelukkig, je bent thuis”, zegt ze. “Ik zag net een paar mannen over jullie grindpad lopen en vertrouwde het niet helemaal. Wilde toch even checken of alles oké is.” Als ik terugloop naar de tuin, kan ik een glimlach niet onderdrukken. Wat hilarisch is dit. “Jullie werden net aangezien voor een paar inbrekers”, proest ik uit. Toch ben ik maar wat blij met zo’n attente buurvrouw. Het zou maar wél foute boel zijn, dan is zo’n telefoontje toch wel erg fijn.
Sommige mensen gruwen van deze vorm van sociale controle. Ze vinden het vreselijk dat anderen zich met hun leven ‘bemoeien’. Iets wat ik herken uit mijn pubertijd. Toen ergerde ik me eraan dat mijn moeder deed wat de buitenwereld van haar verwachte. Zij waste de gordijnen terwijl ze helemaal niet vies waren. Alleen maar omdat ze bang was dat de buren haar vitrage smoezelig zouden vinden. Mijn moeder had ook de gewoonte om haar planten met de mooie, bloeiende kant naar buiten te richten. Dan konden anderen zien hoe mooi de bloemen waren. Alsof de buren daar wat van meekregen. Die woonden notabene 100 meter verderop. Ik heb dat ‘leven voor de buren’ nooit begrepen. Ik zet mijn planten juist met de mooie kant naar binnen gericht, zodat ik er zelf van kan genieten.
Toen mijn moeder naar ‘’t darp’ was verhuisd en later weduwe werd, bleef ze soms wat langer in bed liggen. Er was immers niemand meer om voor te zorgen, dus waarom zou ze voor dag en dauw opstaan? Wel deed ze ’s morgens in alle vroegte de gordijnen van de woonkamer open. De buren mochten immers niet denken dat ze lui was. Daarna kroop ze ‘stiekem’ weer in bed.
Voor ons als kinderen had ‘de truc’ met de gordijnen later een bijkomend voordeel. Toen mam dementie kreeg, was het heel fijn dat haar naaste buurvrouw dagelijks een oogje in het zeil hield. Als de gordijnen te lang dicht bleven, ging ze poolshoogte nemen. Een mooi voorbeeld van sociale controle: geen bemoeizucht, maar aandacht voor elkaar en naar elkaar omzien.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant