Afbeelding

Onaangepast

Opinie

Onaangepast

Vorige maand schreef ik over ‘De Beesten’, de succesvolle debuutroman van Gijs Wilbrink. Een boek over een beruchte Achterhoekse familie; zo’n familie die iedereen wel kent en waar veel over gepraat wordt. Mensen met onaangepast gedrag die weigeren zich te conformeren aan wat de wereld van hen verlangt. Getriggerd door dit verhaal vroeg ik me af of ik ook dit soort excentrieke figuren ken. Al snel komen er twee namen van markante - inmiddels overleden - mensen naar voren.

Als eerste schiet me ‘Miss Heelweg’ te binnen. Veel Varssevelders zullen nog een helder beeld van haar hebben. Al heeft het woord ‘helder’ in dit geval wel een dubbele lading. De titel ‘Miss’ had ze namelijk niet gekregen vanwege haar schoonheid. Ze had een asgrauwe huid, haren als een vogelnest en kleren die, net als haar lichaam, waarschijnlijk nog nooit een sopje hadden gezien. Niet zo gek dus dat ze nogal stonk. Had ze ogen in haar achterhoofd gehad, dan had ze veel misprijzen en afschuw gezien. Geheel onterecht overigens, als je een gesprekje met haar aanknoopte, bleek ze een heel lief en zachtaardig karakter te hebben.

Ik herinner me een voorval, halverwege de jaren 70, waarbij mijn moeder met het schaamrood op de kaken Supermarkt Hesselink verlaat. Even daarvoor loopt ze samen met mijn kleine zusje - die voorin de boodschappenkar zit - de winkel in om de wekelijkse inkopen te doen. Bij binnenkomst ruikt ze meteen een herkenbare, penetrante lucht. Miss Heelweg kan niet ver weg zijn, denkt ze. In het eerstvolgende gangpad wordt haar vermoeden al bevestigd. Mijn moeder ziet dat mijn zusje met grote ogen naar die vreemde mevrouw kijkt. Ze voelt een gênante situatie aankomen, maar hoopt vurig dat ie uitblijft. Helaas, in de rij voor de kassa roept mijn zusje ineens, duidelijk hoorbaar voor alle omstanders, waaronder de Miss: “Die tante heeft niet ‘poele poele’ e’daan, hè?” Een glasheldere constatering van haar, deze mevrouw had zich inderdaad niet gewassen. Alle volwassenen dachten het, alleen een kind durfde het uit te spreken.

Een andere naam die me te binnen schiet bij het woord ‘onaangepast’ is Hendrik van Stomp. Een vrijgezelle neef van mijn vader, die na de dood van zijn ouders op de zeer in verval geraakte boerderij achterblijft. Een ‘eigenwiezen praggel’ en een einzelgänger pur sang, maar wel iemand die deelneemt aan sociale activiteiten. Zo zit hij bij de zang en gaat naar de EHBO. Verder trekt hij vooral zijn eigen plan. Bij gebrek aan een ceintuur knoopt hij zijn jas dicht met een stuk ‘koetouw’. En als de wc niet meer bereikbaar is door alle rotzooi die ervoor staat, doet hij zijn behoefte zonder gêne in de koeienstal. En als hij bij ons op verjaarsvisite komt, neemt hij steevast een weckpot met ‘proemen op sap’ mee als cadeau. ‘Veur op de pap’. U mag drie keer raden wat mijn moeder na afloop met de pruimen deed. De vla hebben ze in ieder geval nooit gehaald.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant