In het grijze autootje zit Hans Bodewes. De passagier in de gele Shelter is Leo Muis en Erik van de Goot zit achter het stuur. Foto: Roel Kleinpenning

In het grijze autootje zit Hans Bodewes. De passagier in de gele Shelter is Leo Muis en Erik van de Goot zit achter het stuur. Foto: Roel Kleinpenning

foto Roel Kleinpenning

Shelter dwergauto ‘regenjas op wielen’

Vervoer

TERBORG – Ingenieur Arnold van der Goot heeft eind jaren 40 het eerste prototype van de Shelter dwergauto ontworpen. Hij was toen nog student vliegtuigbouwkunde aan de TU in Delft. “Deze ‘regenjas op wielen’ was het afstudeerproject van mijn vader”, vertelt Erik van der Goot. Het tweede prototype was er begin jaren 50 en het derde prototype is de Shelter die bij mij in de garage staat, die is van 1958.”

Door Carla van der Meer

Er zijn nu, 64 jaar later, nog twee Shelters die min of meer rijklaar zijn. Een van Erik van der Goot en een van Hans Bodewes uit Uden. De Nederlandse Dwergautoclub bestaat dit jaar 40 jaar en de club wil daarom graag 40 ritjes met dwergauto’s in het land maken. “Het leek Bodewes leuk om op de langste dag van het jaar, 21 juni, een ritje in en rond Terborg te doen”, zegt Els van der Goot, zus van Erik. “Het voordeel is dat je op de langste dag geen verlichting nodig hebt.”

Te laat
De Shelter is een eenvoudige tweezits driewieler auto van 2,26 meter lang met een gewicht van slechts 220 kilogram en een 228 cc, 8 pk, één cilinder tweetaktmotor, met een topsnelheid van 80 km/uur. De Shelter had de oplossing moeten zijn voor het tekort aan gemotoriseerd vervoer waar na de Tweede Wereldoorlog veel vraag naar was. “Mijn vader wilde een autootje maken dat voor iedereen betaalbaar was”, laat Els weten. “Maar hij was in 1958 al te laat, want toen was de markt al verdeeld tussen Messerschmitt, Heinkel, Trojan, Goggomobil, diverse Isetta-varianten, Kevertjes en Eendjes”, vertelt Erik.
“Mijn vader heeft 7 tot 8 Shelters gebouwd. Hij verhuurde de auto’s om ze te testen en de kinderziektes eruit te halen.”
Arnold is op Java geboren en op zijn zevende kwam het gezin naar Nederland. Hij was altijd bezig met techniek. Voordat hij met auto’s bezig ging, werkte hij aan modelvliegtuigjes. Hij heeft bij de Britse vliegtuigfabrikant Bristol Aeroplane Company gewerkt. Arnold verhuisde in 1955 met zijn vrouw en vijf kinderen naar Terborg. “Erik is genetisch belast”, zegt Els. “Hij had altijd al belangstelling voor techniek en was van jongs af aan al aan het sleutelen.”
“Wij zijn als kinderen opgegroeid met metaal en auto’s”, vertelt Erik. “Er was altijd gereedschap voorhanden. Op mijn tiende reed ik al met een brommer om het huis. Ik vond het leuk om dingen uit te proberen. We hadden een Renault met een kapotte radiator. Met een bak water kon je er een tijd mee rijden totdat het water aan de kook kwam.”
“Mijn vader zag het project met de Shelter op een gegeven moment als niet haalbaar en heeft er toen een punt achter gezet”, zegt Erik. “Ik heb er wat kinderziektes uitgehaald. De achteras wilde nog wel eens afbreken en dan haalt de achterkant de voorkant in. Ook de stuurinrichting was niet optimaal. Er zat een nylon tandwiel in, waar nog wel eens tanden vanaf konden breken. Samen met een vriend heb ik de Shelter verbeterd. Maar hij is niet geschikt voor lange afstanden. Met de Goggomobil rij ik probleemloos naar de Harz, maar dat moet je met de Shelter niet doen.”
De originele kleur van de Shelter is grijs. Het autootje dat bij Erik in de garage staat is knalgeel. “Vroeger hebben we als kinderen de auto geel geschilderd”, vertelt hij. “Hans Bodewes uit Uden heeft een grijze. Verder heb ik nog een nieuwe carrosserie van een Shelter die nog in elkaar gezet moet worden. Maar ik denk dat ik eerst het Goggomobil-busje in orde ga maken.”
Erik heeft een compleet uitgeruste werkplaats, met onder andere een freesbank uit 1964 en een draaibank uit 1987, waar hij kan lassen, draaien, frezen en boren zodat hij veel onderdelen zelf kan maken.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant