Wilbrink signeert zijn boek tijdens de door boekhandel Rutgers Varsseveld georganiseerde middag. Foto: DeSchepperEnCo.nl

Wilbrink signeert zijn boek tijdens de door boekhandel Rutgers Varsseveld georganiseerde middag. Foto: DeSchepperEnCo.nl

Gijs Wilbrink op literaire toer door Achterhoek

Cultuur

VARSSEVELD - Afgelopen zondagmiddag was Gijs Wilbrink, auteur van de literaire roman ‘De Beesten’, te gast in het Borchuus in Varsseveld. Op uitnodiging van boekhandel Rutgers, werd hij geïnterviewd door tekstschrijver Joyce de Schepper.

Door Ria Tuenter

Wilbrink, geboren (1984) en getogen in Ulft, woont al ongeveer zijn halve leven in Utrecht. Eind oktober vorig jaar kwam zijn debuutroman ‘De Beesten’ uit en nu, drie maanden later, verscheen al de achtste druk. De landelijke pers komt superlatieven tekort bij het recenseren: ‘woest, rauw en meeslepend’, ‘intimiderend goed’, ‘geniaal boek’, ‘Wilbrink trekt alle taalregisters open’ en ‘grijpt je naar de keel’ zijn zomaar wat voorbeelden.

Vooral de eerste zin wordt in veel recensies bejubeld. “Ik wil niet veel zeggen, maar volgens mij ging het al mis met Tom Keller toen die twee ooms hem ’s nachts meenamen naar het bos en hem dingen lieten doen die een jongen van negen nog lang niet zou moeten doen.” Een zin die je meteen het verhaal inzuigt. Wat gebeurde er in dat bos? Wat moest die jongen voor verschrikkelijks doen? En wat is de rol van die twee ooms?

Aan dit boek, dat zich grotendeels afspeelt in de Achterhoek, werkte Wilbrink maar liefst acht jaar. Elke week een dag vrij plannen om te gaan schrijven, blijkt niet werkbaar voor hem. Te veel afleiding door sociale media en andere dagelijkse beslommeringen. Om zes uur opstaan en elke dag – ook in het weekend – tot zeven uur een schrijfsessie inplannen, wordt een goede routine. “Dan ben ik het meest productief en lukt het me om dagelijks tweehonderd woorden op papier zetten”, vertelt Wilbrink. “In dat uurtje schreef ik het liefst op de muziek van Barn Owl (’n oele op de daele) omdat dat zo goed bij de duistere sfeer van dit boek past.

De Beesten beschrijft het verhaal van een beruchte familie in een grensdorp vanuit twee perspectieven. Vanuit ‘het dorp’ in de vorm van roddeltante Annie Teeking, dochter van de plaatselijke kroegbaas (‘waor de jongs an de teke staot’, slechts één van de vele naam-kwinkslagen in het boek, RT) en vanuit Isa Keller, die haar familie en haar geboortegrond achter zich laat en in Utrecht kunstgeschiedenis gaat studeren. Wat is de waarheid achter deze familie en wat gebeurt er als je probeert uit te breken, zijn vragen die Wilbrink probeert te ontrafelen in zijn boek. Hoewel er overkomsten zijn met zijn eigen leven, is ‘De Beesten’ niet autobiografisch, zegt hij. “Negentig procent is uit de duim gezogen.” Er zijn wat anekdotes die hij gebaseerd heeft op gesprekken met familieleden, zoals de stropersverhalen of de pastoor die langskomt als een volgend nageslacht te lang op zich laat wachten. “Maar”, benadrukt hij, “mijn familie lijkt absoluut niet op de familie Keller. Ik herhaal, …”

Dat hij doorgaat met schrijven staat als een paal boven water. “Tot de dood”, zegt hij. “Ik ben verliefd geworden op het in personages duiken. Het is ook een heel direct proces. Schrijven gaat letterlijk van mijn hoofd naar het papier. Het is een ultieme kick om iets terug te lezen dat je zelf heel goed vindt. Ik houd van taal. Het is heerlijk om te merken hoe een zin lekker langgerekt kan worden en hoe je via bijzinnen langs een zijpaadje kunt slakkeren. Dat heeft iets muzikaals.”

Na alle lovende kritieken ligt een literaire prijs voor de hand. “Welke zou je het liefst willen winnen?”, vraagt De Schepper. Daar wil Wilbrink, bescheiden als hij is, zich in eerste instantie niet over uitlaten. Na enig aandringen komt toch voorzichtig ‘de Libris literatuurprijs’ over zijn lippen. Het zou mij niet verbazen dat hij die in de wacht weet te slepen . Net zoals ik me kan voorstellen dat filmmakers over elkaar heen buitelen om de filmrechten van De Beesten in handen te krijgen. Want daar vraagt dit boek gewoon om.