Afbeelding

Gedonder

Opinie

Een paar weken geleden onweerde het onverwachts. Het leek uit het niets te komen. En dat op alweer een koude en druilerige dag. In mijn herinnering onweerde het vroeger alleen na afloop van een warme, broeierige dag. Ik dacht terug aan mijn oma. Samen met opa woonden ze bij ons in. Of eigenlijk was het net andersom. Wij woonden bij hen in.

Mijn oma was niet snel bang, maar als het onweerde sloeg de paniek toe. Zodra ze in de verte maar iets van gerommel hoorde, moest ze van de spanning naar de wc. En als het ’s nachts donderde en bliksemde, kwam ze naar ‘onze kant’ en werden we allemaal uit bed getrommeld. Iedereen moest beneden in de woonkamer komen zitten: kleren en schoenen aan en het kistje met belangrijke papieren op schoot. De stekkers uit de stopcontacten, de kaarsen uit voorzorg aan en een zaklamp binnen handbereik. Daar zaten we dan met onze slaperige hoofden, te wachten tot het onheil zich had afgewend. Smeekbeden of je niet naar bed mocht omdat je zo moe was en er de andere morgen weer vroeg uit de veren moest, werden niet verhoord. Je moest blijven zitten tot het onweer was overgedreven.

Mijn opa bleef altijd rustig. Hij had geen Gerrit Hiemstra nodig om het weer te voorspellen. Hij keek goed naar de natuur. Als de koeien ‘an de draod gingen staon’, was er zwaar weer op komst. En als de zwaluwen ‘hoog an de loch’ vlogen, kregen we juist mooi weer. Dat kijken deed hij ook bij onweer. Als de piek was geweest, ging hij, vaak samen met mijn vader, naar buiten. Achter het huis keken ze dan naar de lucht. Dat oma dit he-le-maal niet leuk vond, wist hij natuurlijk wel. Maar ik verdenk hem ervan dat hij hier een heimelijk genoegen in schepte.
Met zijn blik naar boven gericht, sprak hij dan de voor mij geruststellende woorden: “Kiek, de bu’j trekt al mooi weg. Hi’j zit now boven Dolf van Stomp. Of, bij een andere windrichting: “Hi’j geet now richting Johan Kuuperi’j. Oma was allerminst gerustgesteld. Als ze voor de zoveelste keer van de wc kwam, riep ze vanaf de deel: “Hendrik, kom asteblief naor binnen. ‘t Is nog völ te geveurluk buut’n.”

Dat mijn oma zo panisch was, had wel een verklaarbare reden. Toen mijn vader nog een jonge vent was, zat hij met zijn ouders in de woonkamer tijdens onweer. Opeens zagen ze een vuurbal op zich afkomen. Meteen daarna een enorme knal en toen… werd het zwart. De schoorsteen was naar beneden gekomen. Mijn vader kwam als eerste bij en wist zijn ouders in veiligheid te brengen. Logisch dus dat mijn oma ontzag had voor dit natuurgeweld. Ze was ook enorm opgelucht toen de hoogspanningsdraden die langs ons huis liepen onder de grond gingen.
Denk maar niet dat we sindsdien rustig door konden slapen als het onweerde. Als je niet naar beneden kwam als oma je riep, dan had je pas echt gedonder… in de glazen.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant