Afbeelding

Uut 't Wald | Raren kwasjorus

Algemeen

Raren kwasjorus

Het is een prachtig Nederlands woord, dat ik helaas nog maar zelden hoor: snoeshaan. Letterlijk betekent het kalkoenhaan (ontleend aan het Duits). Bij onze oosterburen is een Schnauzhahn een bluffer, een opschepper. Maar wij bedoelen met een vreemde snoeshaan een vreemde snuiter, een zonderling.
Ook in het Achterhoeks hebben we het wel over een vrömden snoeshaan (of een vrömden vogel), maar zoals zo vaak bestaan er nog veel meer Achterhoekse woorden om een wat bijzonder iemand aan te duiden.
't Is een amparten (of ampatten) is, denk ik, wel het meest gebruikt. Niet zoveel anders dan het Nederlandse woord apart, maar vraag me niet waar die letter m vandaan komt. Een biezunderen noemen ze zo iemand ook wel. Of een eigenaardigen. Gek genoeg stonden die eerste twee lettergrepen er vroeger niet bij. Een arigen is in het oud-Achterhoeks iemand die wij tegenwoordig juist eigenaardig zouden noemen.
Er zijn in het wat oudere Achterhoeks meer termen die we tegenwoordig nauwelijks nog horen. Een raren kwasjorus (Varsseveld) of een rare piezewiet (Montferland) horen wat mij betreft tot de mooiste. En ook raren potjakker zou ik graag zeggen. Als ik uit Winterswijk kwam tenminste, want daar gebruiken ze die term vanouds.
Nog zo maar een paar termen voor een vreemde snoeshaan en de plaatsen waar ze veel gebruikt werden: een potsegen (Winterswijk, Aalten), een koskoper (Eefde), een koekeloeries (Gelselaar) of een gekke kwazzel (Zeddam). Maar de aller-allermooiste die ik ken is toch siepelenkraemer. Iemand die uien verkoopt, dat is pas echt een rare!

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant